Ons dörpke Well

Ontstaan van Well

Het oudste dorpsgezicht van Well is hier afgebeeld. Geschilderd naar een pentekening van Jan de Beijer uit 1739.

"Well aen de Maese"

De Heerlijkheid Well

Een heerlijkheid ontstond in de elfde eeuw toen het centrale bestuur wegviel van het gebied Neder-Maas en Rijn. Het is een rechtsgebied (bestuursvorm) onder een eigen heer, in Well was dat de kasteelheer. Bij de Wellse heerlijkheid  hoorden Well met het gehucht Wellerlooi (tot aan de Roode Beek) , Ayen, Bergen (tot aan Heukelom) en aan de andere kant van de Maas een deel van Wanssum ( de z.g. driehoek, tot aan de Molenbeek). 

 

Well was een zogenaamde "vrije" heerlijkheid of bannerheerlijkheid, met grotere eigen bevoegdheden dan een gewone heerlijkheid. De kasteelheer kon belasting (tienden) en tol heffen: dat waren de cijns- en tolrechten. Bij het passeren aan de grens van de heerlijkheid moest men tol betalen  Hij had het windrecht, kon zodoende een banmolen laten bouwen, waar alle bewoners verplicht waren om hun graan te laten malen. Hij bezat ook onder andere het vis- jacht- kooiker- vee- markt- munt- veerrecht in de Maas en nog andere rechten. Ook het herenbankrecht, dit is een bevoorrechte plaats met eigen ingang in de kerk. Het grafrecht, zodoende werden alle kasteelheren en vrouwen in de kerk aan de Maas begraven. De kasteelheer benoemde de pastoor en de onderwijzers. De kasteelheer of vrouwe was dus een machtig persoon en Well nam een bijzondere positie in de regio in.

In 1851 beschrijft G.M. Poell in zijn boek " beschrijving over het Hertogdom Limburg", ons dorp als volgt:

Het dorp Well

Dit is een aanzienlijk en welvarend dorp,  telt  235 huizen en ruim 1310 inwoners, die meest in den landbouw hun bestaan vinden ; doch men heeft er ook eenige veenderij of turfgrond, waar de inwoners turf maken. Ook hier heeft men eene veelbezochte weekmarkt, des maandags, waarop vooral veel in granen wordt gehandeld. De kerk is een nieuw gebouw met eenen stompen toren en werd den 14. Junij bij de inwijding aan den H. Vitus toegewijd. De gemeenteschool wordt door 130 leerlingen bezocht. In de nabijheid ligt het kasteel te Well, het welk met de onderhoorigheden eene oppervlakte beslaat van bijna 400 bund. en wordt thans in eigendom bezeten en bewoond door den heer PETER WILLEM baron de LIEDEL de WELL. 

Bij raadsbesluit van 29 november 1879 is de Gemeente Bergen verdeeld in vijf wijken. Wijk E was het dorp Well met de gehuchten Wellerlooi, Knikkerdorp, Elsteren, Kamp, Leuken, Heikant en Bosserheide.

Nadat omstreeks de eeuwwisseling Wellerlooi zich ontwikkeld heeft tot een dorp is aan deze indeling voor Wellerlooi wijk F toegevoegd.

Bij de wijkindeling bestond de adressering van elk huis of ander pand uit een letter (voor Well dus E) met een getal (huisnummer). Bij de uitbreiding van de dorpen, vooral na 1945, voldeed dit systeem steeds minder. Daarom is dit in 1955 vervangen door de nu nog bestaande straatnaamgeving.

 

De volledige historie en honderden foto's over ons dorp vindt u op de website van Archief Well

 


 

De bebouwing langs rivieren (steden en dorpen) ontstaat het eerste in buitenbochten. En al liep de Romeinse heirbaan 2000 jaar geleden ook aan de andere kant van de Maas, ons dorp kwam aan de oostelijke oever te liggen, aan de buitenbocht.

Eeuwen daarvoor ten tijde van de Germanen immers was hier al een oversteek, de verbinding van  de Rijn via de moerassige Peel naar het land aan de huidige Noordzee. Ook de Romeinen aan het begin van onze jaartelling staken hier de Maas over en kruisten de hierboven genoemde heirbaan. Well lag dus op een viersprong van belangrijke wegen. Hier in Welle was de oversteek. Op zo’n belangrijk kruispunt werd ter bescherming altijd een donjon, een versterking gebouwd. Zo’n verdedigingstoren groeide uit tot een woontoren, het  begin van ons kasteel. Verder bouwde men sinds de kerstening door de Romeinen ook een kerkje aan de Maas, toegewijd aan St. Petrus, de bekende apostel, die visser en schipper was. 

Een oversteekplaats een donjon, enkele huizen, een kerkje, … dat is het begin van “oons dörpke Well.”